Afbeelding

Een neger met een mondkapje

· leestijd 1 minuut Bij de les

Hoorde ik dat nou goed?

Ik sta op de pont na een rondje fietsen. Ik tref wat meevarende leerlingen. Ze moeten een opdracht voor bio doen. Inheemse planten onderzoeken.

Ik heb wel lol om hun mondkapjes. Allerlei soorten, maten en kleuren. Zelfgemaakte en gekochte. Leerlingen die zich er wat voor generen en leerlingen die ‘m opdoen omdat er nou eenmaal ‘mondkapje verplicht’ staat.

Ik zie hun ouders voor me. Best diep in hun buidel tastend voor pakjes mondkapjes – want goedkoop zijn ze niet. Of achter de naaimachine: in de weer met lapjes stof en elastiek. Keurige RIVM-kapjes.

Of je ‘t er mee eens bent of niet. Onzin of niet. Er staat nou eenmaal dat het verplicht is op de pont. Dus zie ik gehoorzame leerlingen met kapje.

Ik loop naar boven en val dan van de ene verbazing in de andere. Ik tref daar volwassenen. Vooral ouderen. Ik tel er zeventien. Allemaal zonder kapje. Er is één stel mét.

Als de pontbaas, met mondkapje, langs loopt, vraag ik hem waarom zij zonder mogen. “Dat mogen ze niet, dat doen ze. Vertikken het om er een op te doen. Ik maak er maar geen ruzie over.”

“Lekker voorbeeld.” Eén van m’n leerlingen hoort mijn vraag. “Ja mevrouw, maar als zij ‘m niet op doen, dan hoeven wij toch ook niet?” “Tja”, zeg ik, “heb het er thuis maar eens over. Ik denk dat regels regels zijn. De pontbaas verzint ze niet. Dus geef jij nou maar het goede voorbeeld.”

“Pfff” hoor ik achter het mondkapje nog: “zij gaan er eerder aan dood dan wij.”

En op dat moment vang ik een flard van een gesprek op. Twee dames zonder kapje roddelen wat over wat ze zien. Over de gaten in de broek bij dat meisje. Over de te korte kroptop van het andere meisje. En over het witte mondkapje bij die neger, ze lacht: “dat ziet er toch niet uit bij zo’n zwarte.”

Ik hoorde het goed. Ze zei het echt. Hardop. Want een groepje leerlingen in mijn buurt hoort het ook. Ze kijken me verschrikt aan. ‘Black lives matter’.

“Hoorde u dat?” Hun ogen spuwen vuur. “Respectloos.”

Dan zegt er een: “Als we zo langs dat mens lopen doen we onze mondkapjes af en hoesten we keihard. Allemaal.”

Ik knik, en mompel: “Goed plan jongens!”