Afbeelding

‘Wij komen uit Zeewolde’

· leestijd 1 minuut Schoppen Troef

Dit jaar geen vakantie naar het buitenland. Gewoon in eigen land gebleven. Zeeland. Wij waren niet de enigen, merkten we in de file erheen. Niet over de grens heeft ook wel z’n voordelen. Een stuk goedkoper dan andere jaren bijvoorbeeld. Moet je kijken wat je op een vliegreis bespaart! Of op die dure tolwegen in Frankrijk. En weet je nog wel wat die kabelbanen in Oostenrijk kostten? Goed dat we op tijd hadden besproken, want het stond mudjevol op de camping. Coronamaatregelen? Tja…, daar ben je toch in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor… Sterke verhalen voor op een verjaardag, nee, die waren er dit jaar niet bij. Rustgevend punt voor mij was de dagelijkse afwas. Die doe ik bij ons altijd, althans tijdens de vakantie. ’s Avonds rond half acht was het meestal spitsuur. Veel Nederlanders op de camping, dat was niet anders dan andere jaren. Zo ook bij het reinigen van de vuile borden. Een enkele keer betrof het Duitsers. “Schönes Wetter heute, nicht?” “Das kannst du sagen!” “Bist du ein Fußballfan?” “Uberhaupt nicht.” Dan ben je snel uitgepraat met de Oosterburen… Zoals gezegd, meestal ging het om Nederlanders. Die gesprekken waren over het algemeen ook niet zo diepgaand. “Kun je hier mooie wandelingen maken?” “Zijn het hier altijd zulke hoge golven?” “Is er hier nog een leuk dorpje in de buurt?” Na drie of vier zinnen uitgewisseld te hebben waren de gesprekken al snel weer afgelopen. Dat had natuurlijk ook weer te maken met hoeveel mensen er mee hadden gegeten en de hoeveelheid pannen die er bij de voorbereiding nodig was. De laatste avond trof ik onze overbuurvrouw bij de afwas. We hadden haar en haar gezin de hele week al gezien, maar het contact had zich steeds beperkt tot ‘goedemorgen’, ‘eet smakelijk’, ‘fijne dag’ en ‘welterusten’. We stonden er deze avond beiden wat langer. We hadden gebarbecued, dan weet je het wel. We hadden dus ook wat meer gespreksstof nodig. “Waar komen jullie eigenlijk vandaan, als ik vragen mag?” vroeg ik, toen we door de gebruikelijke onderwerpen heen waren. Eigenlijk interesseerde me het niet eens zoveel, maar je moet toch wat vragen… “Wij komen uit Zeewolde. En jullie?” Ik legde mijn theedoek neer. “Dat meen je niet. Serieus? Wij komen ook uit Zeewolde.” Het werd ineens een heel ander gesprek. We bleken heel veel gemeen te hebben en zelfs bij elkaar in de buurt te wonen. Toch hadden we elkaar nog nooit eerder gezien. We deden allebei onze boodschappen bij Albert Heijn, hadden de kinderen op dezelfde basisschool (gehad) en haar man en ik kwamen elke zaterdag bij de voetbalvereniging. We waren elkaar kennelijk altijd misgelopen. “Nou, goeie thuisreis morgen dan maar!” “En tot ziens in Zeewolde, we zullen elkaar nu vast wel een keer tegenkomen!”