Afbeelding

Moedig

· leestijd 1 minuut Bij de les

Wachten. Goedaardig of kwaadaardig. Uitgezaaid of niet. Ik haat wachten. 

In het boek ‘De jongen, de mol, de vos en het paard’ staat de prachtige uitspraak: “soms is opstaan en doorgaan moedig genoeg.”

Opstaan. Met een knoop in je buik. Ontbijten. De vaatwasser leegruimen. Een telefoontje. De was ophangen. Je hebt jezelf uit dat bed gekregen, overeind gehesen. Alles doordrongen van moed.

Gister zei de mammacare-verpleegkundige dat ik vandaag even moest komen. “Ja, zeg je werk maar af. Kom maar om tien uur”. Tussen dat telefoontje en het melden zitten 18 uren. Wachten.

Als doorgaan moedig is, dan zijn er heel veel helden. Ik wil er graag één zijn. Maar voel me geen held. En de uren kruipen voorbij.

Op de dag af, preciés twee jaar na de diagnose, zit ik in dezelfde wachtkamer. Dezelfde verpleegkundige. Dezelfde kamer voor de mammografie en hetzelfde bedje voor de echo. “Ja, we zien iets dat we een beetje bijzonder vinden.” Bijzonder. Dat wilde ik vroeger graag zijn. Maar vandaag niet. Ik wil heel gewoon zijn. 

“Het is goed.” De arts zegt het bedachtzaam. “Geen zorgen.” Ik begin spontaan met huilen. “Het is schade van de bestraling wat we zien en voelen.” Ik mag weer voort met leven. 

“Oh, wat zul jij blij zijn”, zegt een vriendin later. Blij? Ik voel eigenlijk niks. De overgang van angst naar blijdschap is op één dag blijkbaar te groot.

Ik durf haar geen ander antwoord te geven dan een volmondig “ja” en geef haar mijn beste smile.

Als we ’s avonds met ons gezin aan tafel zitten en ik vertel wat me bezighoudt zegt mijn jongste wijs: “je lijf moet gewoon nog even schakelen van bang-zijn naar blij-zijn, dat heb ik in de achtbaan ook altijd.”

Voor de dagen die volgen is opstaan en doorgaan genoeg. En langzaam sijpelt vertrouwen en blijdschap weer binnen.

Totdat ik vrijdagavond bij de lichtjestocht, tussen al die prachtig versierde trekkers, de pijn zie van een grote groep jongeren. Ze rouwen om hun vriend. Met muziek en vuurwerk. Ik bedenk hoe zijn ouders moeten opstaan en doorgaan. 

De verlichte trekkers rijden toeterend de hoek om. Contrast tussen sterfelijkheid en leven in vol ornaat. 

“Wat doen we als ons hart zeer doet?”, vroeg de mol. De vos zei: “Dan wikkelen we het in vriendschap, gedeelde tranen en tijd. Totdat het weer vol hoop wakker wordt.”