Afbeelding

Zwembad-gekleum

· leestijd 1 minuut Algemeen

“Armen naar voren, benen draaien, sluit.” Met m’n suffe schoolslag plons ik door het water. Ingehaald door een paar kwieke zeventigers die, met badmuts en al, me kwebbelend voorbij zwemmen. 

In de baan naast me schieten twee vrouwen als ranke zeemeerminnen nog veel sneller door het water. Zij doen de borstcrawl. Als je dat kunt én een duikbrilletje op hebt, dan vond ik vroeger al dat je bij de toppers van het zwembad hoorde. En dat vinden zij ook van zichzelf geloof ik; want zo vriendelijk kijken ze nooit naar een langzame schoolslag-zwemmer als ik. Ik ploeter door het water en als de bodem binnen bereik is, loop ik stiekem de laatste meters.

“Ga jij maar lekker zwemmen”, had de oncologie verpleegkundige tegen me gezegd. “Die armbeweging is wellicht fijn voor dat littekenweefsel in je borst.” “En”, zo ging ze verder, “wie weet vind je het wel lekker.”

Ik frons, maar gehoorzaam braaf. Zwemmen is niet m’n favoriete bezigheid. Helemaal niet in de winter. Brrr. Dus ik trommel vriendinnen op: gedeelde smart is halve smart. 

Ik hijs mijn krakkemikkige lijf in een badpak en loop bibberend het zwembad in en krijg een bemoedigend knikje van juf Viola die járen geleden mijn kinderen op zwemles ook al knikjes gaf. 

En dan, als ik het water in wil stappen klinkt er “hé, ben jij er ook!” Het is Jos die me begroet. Enthousiaste, bijzondere, kinderlijk-blije Jos. Hij steggelt, net als ik, de laatste meters ook lopend. En hij zingt in dit chloorgebouw, tijdens het zwemmen, zijn mooiste liedjes, al was het zwembad zijn concertzaal. De lampen in het water veranderen van kleur en geven zijn liedjes iets feestelijks. Zijn onbevangen blijheid maakt mijn koude lijf warm.

Hup, geen gezeur. Zwemmen! 

Als ik even later onder de warme douche sta ben ik blij dat ik gegaan ben. Met m’n hoofd vol shampoo, stel ik wel het verkleumende aankleden zo lang mogelijk uit. 

“Volgende week weer?”, vraagt m’n vriendin. Ik knik. Bijzonder dat iets wat je zo verfoeit, toch leuk kan zijn.