Angela Huckriede.
Angela Huckriede. Foto: Deen Guldemond

Angela Huckriede licht nieuwe pensioenwet toe

· leestijd 7 minuten Politiek

ZEEWOLDE - De Eerste Kamer nam dinsdag 30 mei de Wet toekomst pensioenen (Wtp) aan na een hoofdelijke stemming. Daarbij stemden 46 senatoren vóór het wetsvoorstel van minister Carola Schouten (ChristenUnie) van Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP), 27 waren tegen. Wat houdt de nieuwe pensioenwet nu precies in? Angela Huckriede kwam dat dinsdagavond 6 juni uitleggen in het programma Zeewolde Kiest van de Lokale Omroep Zeewolde. Niet in haar hoedanigheid als gemeenteraadslid, maar in die van pensioen- en inkomensadviseur bij een grote verzekeringsmakelaar. 

1. Waarom een nieuwe pensioenwet? 

Huckriede: “Wat in de volksmond ‘pensioen’ wordt genoemd, bestaat eigenlijk uit drie onderdelen: AOW, pensioen en individuele aanvullingen zoals lijfrentes, levensverzekeringen of koopsommen. In 2019 is het gekomen tot een pensioenakkoord en die mondt nu uit in de Wet toekomst pensioenen omdat het pensioenstelsel kwetsbaar is om drie hoofdredenen namelijk, de toename van de levensverwachting, de veranderde arbeidsmarkt en de langdurig lage rentestand.”

2. Kunt u dat kort toelichten?  

Huckriede: “Elke maand betalen werknemer en werkgever premie voor het opbouwen van pensioen. Toen de gepensioneerden van nu begonnen met sparen, was de levensverwachting 75 jaar. Maar mensen worden gemiddeld steeds ouder. Dat betekent dat ouderen nu gemiddeld langer met pensioen zijn en er dus meer aanvullend pensioen moet worden uitbetaald dan verwacht. Daarnaast past het pensioenstelsel niet goed meer bij de huidige arbeidsmarkt. In het pensioenstelsel werkt het nu meestal zo. Jonge en oudere werknemers betalen evenveel premie en bouwen evenveel pensioenrechten op. De premie van jongeren kan langer worden belegd en levert daardoor meer op. Dit systeem werkt goed als iedereen zijn hele leven bij dezelfde werkgever werkt. Maar tegenwoordig wisselen mensen vaker van baan, werken ze soms een tijdje niet of minder, om daarna weer ergens in loondienst aan de slag te gaan of voor zichzelf te beginnen. Het pensioenstelsel werkt niet goed bij veel van zulke veranderingen tijdens loopbanen van mensen en biedt weinig ruimte voor eigen keuzes.

De regels sluiten beter aan bij het feit dat mensen niet meer 40 jaar bij een werkgever werken. Bij de langdurig lage rentestand heb ik het over zowel de rente voor rendement als de rekenrente. Door een lage rendementsrente moeten pensioenfondsen op zoek naar andere manieren om toch rendement te halen en een rekenrente gebruiken pensioenfondsen wanneer ze berekenen hoeveel geld ze in kas moeten hebben om alle pensioenen (ook in de toekomst) te kunnen betalen. Bij een lage rekenrente moeten pensioenfondsen meer geld onder zich houden. En worden daardoor de premies verhoogd, hier en daar zelfs gekort op de aanspraken en de lopende pensioenuitkeringen. Alles om genoeg geld in de kas te behouden.
Vooruitlopend overigens op de pensioenwet is in 2020 al een vertraging gemaakt met de stijging van de AOW-leeftijd (Wet temporisering verhoging AOW leeftijd). Deze stijgt minder hard dan in eerste instantie de bedoeling was. De AOW is gekoppeld aan de levensverwachting en is nu 66 jaar en 10 maanden, vanaf 2024 67 jaar en vanaf 2028 67 jaar en drie maanden.”

3. Wat zijn de voornaamste verschillen met de huidige, dus oude pensioenwet? 

Huckriede: “Kort: premie-inleg wordt leidend en niet meer het pensioenbedrag dat je krijgt per maand na je pensioen en het premiepercentage wordt leeftijdsonafhankelijk, dus ongeacht hoe oud je bent, de premie is voor die CAO of werkgever voor iedereen gelijk.

In het nieuwe pensioenstelsel staat de pensioenpremie centraal en doet de werkgever via het pensioenfonds of verzekeraar niet langer een belofte over de hoogte van het pensioen. Het fonds of de verzekeraar belegt de pensioenpremie en houdt voor iedere deelnemer het persoonlijk deel van het gezamenlijke pensioenvermogen bij. Je hebt dus echt een eigen potje waarvan je de waarde op elk moment kan zien.”

4. De nieuwe pensioenwet moet op 1 juli 2023 ingaan. Wat gaan de burgers tot die datum merken?   

Huckriede: “Dat is per werkgever/CAO en fonds verschillend. Laat ik vooropstellen dat Verplichting, solidariteit en collectiviteit uitgangspunt blijven. Tussen nu en 01-01-2028 zullen de werkgevers (samen met verzekeraars en fondsen) moeten komen met een zogenaamd transitieplan. Dat is verplicht voor iedere werkgever. In dat plan worden alle keuzes, overwegingen en berekeningen opgeschreven toegelicht en onderbouwd. Hierin staat ook wat er met de bestaande rechten wordt gedaan, wel of niet invaren. Tja en dat invaren klinkt lekker makkelijk, maar dat is het natuurlijk niet. Bestaande pensioenen worden dan omgezet naar het nieuwe pensioencontract. Dat omzetten noemen we invaren; het is een vorm van collectieve waardeoverdracht waarbij een pensioenfonds met al zijn deelnemers en het hele pensioenvermogen overgaat op het nieuwe stelsel. (Als er niet gekozen wordt voor invaren, krijgt het pensioenfonds er feitelijk een tweede pensioenregeling bij. Dat betekent dat de deelnemers met twee soorten opbouw te maken krijgen: de bestaande opbouw in de huidige pensioenregeling en de nieuwe opbouw in de solidaire premieregeling). En er komen afspraken in te staan over adequate pensioencompensatie. De meeste pensioenen zitten is pensioenfondsen en hebben te maken met CAO’s en onderhandelingen, dus daar komt dit vanzelf bij de burgers langs wanneer hun onderhandelaars eruit zijn. Maar dat dit nog een uitgebreide exercitie wordt is duidelijk.”

5. Laten specifiek op een aantal mogelijkheden inzoomen.                                                 

Huckriede: “Werknemers- en werkgeversorganisaties in de sectoren beslissen samen over de nieuwe pensioenregeling. Zij kiezen uiteindelijk voor een van beide regelingen, een flexibele of een solidaire regeling. Beide regelingen zijn premieregelingen met persoonlijke, voor de uitkering gereserveerde vermogens. Daarnaast zijn er belangrijke verschillen tussen de twee regelingen. De meest in het oog springende is dat bij een solidaire premieregeling de werknemer geen keuzevrijheid heeft in het beleggingsprofiel en dat daar dus tegenover staat dat er een zogenaamde solidariteitsreserve dan ook verplicht is als buffer. ABP bijvoorbeeld heeft voorlopig gekozen voor de solidaire premieregeling, maar de definitieve keuze wordt nog gemaakt 2025?. Ook FNV en CNV hebben een voorkeur voor die solidaire regeling, maar Sociale partners bepalen uiteindelijk samen met de pensioenfondsen en -uitvoerders hoe de nieuwe pensioenregelingen er per sector uit gaan zien.”

6. Wat houdt het solidaire pensioen in de nieuwe wet in? 

Huckriede: “Dit is wel heel technisch, maar ik zal proberen het zo makkelijk mogelijk uit te leggen. Dat is een regeling waarbij vaststaat hoeveel geld (premie) de werkgever en werknemer betalen voor het pensioen. De pensioenuitkering staat niet langer vast, maar is met name afhankelijk van beleggingsresultaten en de rente. Gaat het financieel goed, dan wordt het pensioen verhoogd met het behaalde rendement. Bij de solidaire premieregeling worden de risico’s collectief gedeeld en is het pensioenresultaat stabieler. Dit wordt bereikt met een solidariteitsreserve. Bij een solidaire premieregeling is de variabele uitkering de standaard. De toedelingsregels van de beleggingen volgen uit de risicohouding van de betreffende leeftijdscohorten. De hoogte van de uitkering fluctueert met de beleggingsresultaten. Er is geen shoprecht.”

7. En het flexibel pensioen?                                                                      

Huckriede: “Bij de flexibele premieregeling worden geen of minder risico’s met elkaar gedeeld. Hierdoor hebben deelnemers de extra keuzemogelijkheid om meer of minder risicovol te beleggen. Je kunt tijdens je werkzame leven kiezen hoeveel risico je zelf wilt lopen in de pensioenbeleggingen. Op het moment dat de werknemer met pensioen gaat, besluit deze of hij maandelijks een vastgestelde of een variabele uitkering wil ontvangen. Dat is individueel dus mogelijk.”

8. En een pensioenuitkering via een verzekeraar? 

Huckriede: “Er is ook een derde regeling mogelijk, alleen zijn de cao-partijen daar normaliter niet bij betrokken. Dat is de premie-uitkeringsovereenkomst. Die worden aangeboden door pensioenverzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI) en die is eigenlijk vergelijkbaar met de Flexibele premieregeling alleen heet die dus anders.”

9. Laten wij nu de positie van een tweetal specifieke groepen bespreken, jongeren de recent op de arbeidsmarkt zijn gekomen en ouderen die nu pensioen ontvangen en dus geen pensioenrechten meer kunnen opbouwen.

Huckriede: “In het huidige systeem bij pensioenfondsen is er een zogenaamde doorsneesystematiek. Dat betekent dat je onafhankelijk van de leeftijd evenveel pensioenpremie betaalt (bij hetzelfde salaris natuurlijk). Jonge en oudere werknemers betalen evenveel premie en bouwen evenveel pensioenrechten op. De premie van jongeren kan langer worden belegd en levert daardoor meer op. Je zou dus als jongere een lagere inleg kunnen doen en die inleg zou dan gedurende je leven moeten stijgen om voldoende premie te hebben betaald voor jouw pensioen. In het nieuwe systeem betaalt een jongere ook wel evenveel als een oudere, maar dat komt dan ook daadwerkelijk in hun eigen potje terecht. Jongeren gaan er dan in het nieuwe systeem in dat opzicht op vooruit. 

Als er gekozen wordt voor invaren en voor het solidair contract, dan delen nog steeds mensen en generaties de risico’s, zowel in de opbouwfase als in de uitkeringsfase. Daarnaast komt de ingelegde premie ten goede aan de ‘eigen’ pensioenopbouw, in het collectieve geheel. Het nieuwe contract is een solidair premiecontract, waarin risico’s samen worden gedeeld door werkenden en gepensioneerden. Laten we duidelijk zijn dat er nu ook van mensen die al met pensioen zijn en dus geen rechten meer opbouwen, het bij economische tegenslag de pensioenen kunnen worden afgestempeld als een pensioenfonds onder de dekkingsgraad komt!”

10. Velen noemen het nieuwe pensioen een soort casinopensioen vanwege de sterke verbondenheid met de stand van de effectenbeurs. Wat is uw mening hierover? 

Huckriede: “Dat is echt te makkelijk, alsof er gegokt wordt met pensioengelden, maar ik snap wel dat dat voor een aantal politieke partijen en andere tegenstanders van het nieuwe pensioenstelsel lekker bekt. Maar het is wat mij betreft meer stemmingmakerij die niet helpt in het begrijpen van pensioen. Zoals ik al zei: door een lage rendementsrente moeten pensioenfondsen op zoek naar andere manieren om toch rendement te halen, dat doen pensioenfondsen nu ook al en dat doen ze nu ook al door te beleggen. Er is al een verbondenheid, we hebben de laatste 10 jaar al geen indexatie van pensioenen gezien, ja toevallig nu het laatste jaar wel door een stijging van de rentestand, maar de jaren ervoor ook niet, reken dat maar eens uit hoeveel dat de werknemers en gepensioneerden gekost heeft.”

11. Wat verwacht u van de overgang van het oude naar het nieuwe pensioenstelsel? 

Huckriede: “Nou, ik hoop vooral dat de betrokkenheid van werknemers ook echt groter wordt, dat we nu eindelijk eens proberen pensioen niet moeilijk en mysterieus te maken, maar dat we gewoon benoemen wat het is. Uitgesteld loon, geld voor later en dat moet je nu opzij zetten anders heb je straks niet genoeg.

Ik verwacht dat nu de kogel door de kerk is veel werkgevers (en CAO onderhandelaars vanzelfsprekend) nu ook echt aan de slag gaan, wachten op Den Haag is voorbij en er is echt veel werk aan de winkel. Ik ben dan ook wel heel blij dat de periode is verruimd naar 01-01-2028 in plaats van 01-01-2027. Ik hoop daarom dat de overgangstermijn tot 1 januari 2028 voldoende is.”

12. Het laatste woord is aan u.

Huckriede: “Wat niet aan de orde is geweest, maar wat wel heel belangrijk is, is dat er een serieuze verandering is op het punt van het nabestaandenpensioen. Het partnerpensioen bij ‘overlijden voor pensioendatum’ moet verzekerd worden en is normaal gesproken een onderdeel van de pensioentoezeggiong. Tijdens het dienstverband is er dan een partnerpensioen verzekerd tot maximaal 50 procent van het salaris. De hoogte van het partnerpensioen is niet meer afhankelijk van het aantal dienstjaren maar van het salaris. Dat is een belangrijke versimpeling en verbetering. Voor wezen is dit 20 procent. Voor werknemers is het hiermee in ieder geval duidelijk en eenvoudiger welk bedrag de partner ontvangt bij overlijden maar let op, het partnerpensioen kan wel degelijk verschillen per werkgever, dat mag een werkgever namelijk zelf bepalen en de helft van het salaris is een maximum.”

Afbeelding
Serkan en Emine vinden in Zeewolde rust en warmte terug Algemeen Instagram 21 apr, 21:25
Afbeelding
Snipers Heren 1 kampioen en promoveert naar tweede divisie Sport Instagram 21 apr, 17:57
Afbeelding
Vijf supermuzikale malloten: Släpstick in 'Schërzo' Cultuur Instagram 21 apr, 14:56